fbpx

Hoe kunnen we helpen?

< Alle onderwerpen
Je bent hier:
Print

Hen of hun: hoe heurt het?

Worstel jij ook altijd zo met hen en hun? Je bent zeker niet alleen. Onze Taal (z.d.) houdt zelfs een lijst bij met werkwoorden waarbij er twijfel bestaat over of ze in combinatie met hen of hun moeten worden gebruikt. En dat is bepaald geen kort lijstje: 923 items op het moment van schrijven. Waar komt al die verwarring over hen en hun vandaan? En wanneer gebruik je nou welke variant?

Christiaan van Heule

De reden dat er zo vaak onduidelijkheid is over of je hen of hun moet gebruiken is dat het een kunstmatig onderscheid is. Dat zit zo. Tegenwoordig beschrijven we grammatica’s van talen die in kaart worden gebracht in plaats van dat we ze voorschrijven. Dat was in de tijd van Christiaan van Heule wel anders. Hij vond dat het Nederlands wel wat meer op de klassieke talen mocht lijken. Daarom maakte hij een model op basis van het Latijn en het Grieks. Het Nederlands paste daar natuurlijk niet in, dus maakte hij het passend. Voornaamwoord tekort? Geen probleem! Hij pakte hun en hen, twee dialectvormen voor hetzelfde woord, en maakte er respectievelijk de derde en vierde naamval van. Toen zijn werk in 1625 werd gepubliceerd vonden schrijvers die grammatica met z’n klassieke touch ook wel wat hebben. Hen en hun werden opgepikt in de schrijftaal, vonden hun weg naar het onderwijs en komen inmiddels ook in spreektaal voor (Zaalberg, 1995). Maar aangezien hen en hun vandaag de dag, bijna vier eeuwen nadat Van Heule ze als twee aparte naamvallen introduceerde, nog steeds voor twijfel en verdeling zorgen kunnen we wel stellen dat die bedachte constructie nooit echt lekker in onze taal is geïntegreerd.

ganzeveer

De regels

Het systeem zoals het nu op school wordt aangeleerd is niet meer exact hetzelfde als het Van Heule-systeem, maar het onderscheid tussen hen en hun is gebleven. Dit zijn de huidige schoolregels:

Hen

Wordt gebruikt na een voorzetsel en als leidend voorwerp.

Na een voorzetsel:

• Hij gaf de tas aan hen.
• Ik heb het voor hen gedaan.
• Ze keken net op tijd achter hen.

Als leidend voorwerp:

• Wij vermijden hen.
• Hij bekeek hen.
• Ik riep hen.

Twijfel je of je met een leidend voorwerp te maken hebt, maak er dan een zin van die begint met zij worden/werden. Bijvoorbeeld:

✓ Zij worden door ons vermeden.
✗ Zij werden door mij een cadeau gegeven.

*Ik gaf hen een cadeau is dus fout. Dat moet ik gaf hun een cadeau zijn. Ik gaf aan hen een cadeau mag dan weer wel.

Hun

Wordt gebruikt als meewerkend voorwerp. Meestal kun je er een voorzetsel of voorzetselgroep bij bedenken.

• Zij schonk hun een kop koffie in. (hun = voor hen)
• Hij drinkt teveel. (hun = volgens hen)
• Wij gaven hun een dikke knuffel. (hun = aan hen)
• Hij drinkt hun teveel. (hun = volgens hen)

Let op! Hun wordt ook als bezittelijk voornaamwoord gebruikt in zinnen als:

• Dat is hun huis.
• Ik ken hun kinderen.

Dat staat los van het gebruik van hun als persoonlijk voornaamwoord. Je zal dan ook niet snel een zin als *dat is hen huis tegenkomen, want hen wordt nooit als bezittelijk voornaamwoord gebruikt.

In sommige dialecten kom je hun ook wel tegen als onderwerp. In de regio waar ik ben opgegroeid is een zin als ‘hun hebben hun inzet verloren tijdens het kaarten, maar het deert hun niet’ bijvoorbeeld niet vreemd. In het Standaardnederlands is hun echter nooit het onderwerp van een zin. Vermijd dit gebruik van hun dus in je teksten, tenzij je in een specifiek dialect schrijft.

Ze

Hoewel je hen tegenwoordig ook wel in spreektaal tegenkomt wordt ze vaker gebruikt. Ze zie je ook wel als vervanger voor hun. Handig! Bij twijfel gewoon altijd ze gebruiken (tenzij het om een beklemtoonde hen of hun gaat). Niks geen gedoe met kiezen tussen *ik gaf hen een boek, ik gaf aan hen een boek, *ik gaf aan hun een boek en ik gaf hun een boek, maar lekker simpel ik gaf ze een boek. In wat informelere teksten kom je daar ook wel mee weg (VRT Taal, z.d.). In formele teksten zul je helaas toch echt tussen hen en hun moeten kiezen.

hen of hun schrijven

Taal leeft

Taal is continu in beweging en verandert. Dat hoort erbij. Hypercorrectie kan bijvoorbeeld op den duur een taal veranderen. Mensen willen het dan zo graag goed doen dat ze een regel te ver doortrekken en hem toepassen waar dat eigenlijk niet zou moeten. Dat zie je vooral met hen waar hun zou moeten staan; andersom komt minder vaak voor (Leijen, z.d.). Als maar genoeg mensen dat doen wordt het vanzelf de nieuwe norm. Hen en hun worden nog zo vaak door elkaar gebruikt dat we niet kunnen zeggen dat er inmiddels een nieuwe norm is, maar het is niet ondenkbaar dat een van de twee varianten uiteindelijk het onderspit delft.

Wat als ik er niet uitkom?

Probeer in je wat formelere teksten, zoals een onderzoeksverslag, de regels zoals ze op school worden aangeleerd zo goed mogelijk toe te passen. Kom je er bij een twijfelgeval echt niet uit? Onthoud dan dat hen in schrijftaal over het algemeen stilistisch hoger wordt ingeschat dan hun (VRT Taal, z.d.). Dus tenzij je tekst wordt gelezen door een gepassioneerde hun-aanhanger zit je daarmee wel goed. En vooral: maak je niet al te druk als je het ‘fout’ doet. In 1997 stelden Haeseryn et al. in hun grammatica van het Nederlands dat het gebruik van hen in plaats van hun als persoonlijk voornaamwoord “bepaald niet als een fout mag worden gezien” omdat de varianten zoveel door elkaar worden gebruikt.

Bronnen

▸ Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij & M.C. van den Toorn (1997). Algemene Nederlandse Spraakkunst. E-ANS. Geraadpleegd op 14 maart 2021 van http://ans.ruhosting.nl/e-ans/05/02/05/02/03/body.html

▸ Leijen, J. Hun of hen – Voor haarklovers en muggenzifters. Redactieprofs. Geraadpleegd op 14 maart 2021 van https://redactieprofs.nl/hun-of-hen-voor-haarklovers-en-muggenzifters/

▸ Onze Taal (z.d.). Hun / hen. Onze Taal. Geraadpleegd op 14 maart 2021 van https://onzetaal.nl/taaladvies/hun-hen/

▸ VRT Taal (z.d.). hun / hen. VRT Taal. Geraadpleegd op 14 maart 2021 van https://vrttaal.net/taaladvies-taalkwestie/hun-hen

▸ Zaalberg, C.A. (1995). Hunnofobie is hypercorrect. Onze Taal, 64, 247

Inhoudsopgave